Deze unieke omgangsvorm gaat uit van gelatenheid en respect en van een onverschrokken alertheid om vanuit details de eigenheid van de wereld te ontdekken. Dat het dier een even belangrijke plaats inneemt als de mens past bij dit streven; naast honden en duiven geven ook ogenschijnlijk onaanzienlijke insecten, waaronder de minieme snuitkever, deze bundel kleurt.
Er wordt getracht geen onderscheid in waardering te maken tussen negatieve en positieve gebeurtenissen. De werkelijkheid, die nu eens absurd, dan weer mystiek aandoet, geeft de ervaringswereld van deze poëzie grote reikwijdte en spankracht. De bedrieglijk eenvoudige taal die ogenschijnlijk nonchalant is vormgegeven blijkt paradoxaal genoeg van een grote concentratie op de taal te getuigen.
Er wordt getracht geen onderscheid in waardering te maken tussen negatieve en positieve gebeurtenissen. De werkelijkheid, die nu eens absurd, dan weer mystiek aandoet, geeft de ervaringswereld van deze poëzie grote reikwijdte en spankracht. De bedrieglijk eenvoudige taal die ogenschijnlijk nonchalant is vormgegeven blijkt paradoxaal genoeg van een grote concentratie op de taal te getuigen.
[Tweedehands verkrijgbaar, bijv. via: bol.com of boekwinkeltjes.nl of antiqbook]
Over deze bundel schreven: Arie van den Berg, Paul Demets, Marc Reugebrink, Peter de Boer, Geert Buelens en T. van Deel.
_____
Twee gedichten uit Miniem gebaar:
WIE EENMAAL
Opnieuw zo'n dag. Met zon
maar niet te warm. Zo'n dag.
Gelukkig herinner ik mij ook nu weer.
Wie eenmaal het reinigen
van een voelspriet heeft waargenomen weet:
Betreed nooit argeloos het gras.
Op zijn rug liggend is ook een minieme snuitkever
kwetsbaar.
_____
Overvliegend een duif. Boomtakken bewegen
lichtjes, het ritselen
der bladeren is mooi. Wolkjes, echte witte, drijven traag,
traag over. Nog een duif: duifrijk weer.
In vrij hoog gras zit een kind, met
naast zich een hond met
afhangende oren. Let op de ademhaling ervan - die vrij
snel maar alleszins
gelijkmatig is -, bijvoorbeeld.