We leven in een tijd waarin de ene crisis de andere opvolgt en het negatieve ons dreigt te overrompelen. De gedichten van Peter van Lier werden voornamelijk uit zintuiglijkheid opgetrokken, maar in Kop blijf aan speelt een van duisternis knisperend gemoed de hoofdrol. Dat levert een taal op die zich geheel volgens eigen wetmatigheden over de bladzijden verspreidt. Wat in donkerte heerst leert bij. Wat neerdaalt stijgt weer op als stof, luchthartig als pluisjes.
Twee gedichten uit Kop blijf aan:
KLEINE EMOTIELEER
op zaterdag: hoe (pure
lust)
een vrouw hangend over de reling van het balkon
tien hoog een
kleedje beeldbepalend
uitklopt en
hoe (roekeloos maar vastbesloten) het stof richting
weilandenreeks aan de overkant
van
de snelweg -
een op de rug liggend
schaap
zijn boer steeds
maar
laat denken aan:
geschatte kilo's slachtafval?
____
NOORDWESTELIJK
wordt gezwoegd en gezwegen. Is het voorstelbaar
(zeker)
dat
trimmers aan het einde van de laan de kop laten hangen
(genoeg is genoeg)?
Wie
zegt zijn kinderen te willen zien opgroeien doet huiveren
(ook het gras).
Een
boom met een wat willoze
ontwikkeling als vak en alle zonbeschenen bankjes
bezet,
probeer dan maar eens een
goed humeur te houden; de meeste hoest
OOSTWAARTS